Stap voor stap doorgroeien in de obstetrie en gynaecologie

1
ziekenhuis verzorgt de A-opleiding
5
ziekenhuizen verzorgen de B-opleiding
7
opleidingsplaatsen per jaar (gemiddeld)
In Nederland duurt de opleiding tot gynaecoloog gemiddeld zes jaar. De eerste twee jaar vindt je opleiding plaats in een van de niet-universitaire klinieken (basis), gevolgd door twee jaar in het UMCG (specieel). In het vijfde of zesde jaar word je ingedeeld in een van de niet-universitaire klinieken voor je differentiatie. In dit deel van de opleiding kun je in principe de locatie van opleiding zelf kiezen. De periode wordt ook vaak gebruikt voor het ontwikkelen van een aandachtsgebied.
In de drie fases bestaat de inhoud van de opleiding in ieder geval uit diensten, operatieve vaardigheden en poliklinische vaardigheden. In de laatste fase komen daar rolspecialisatie(s) en therapeutische verdieping bij. In elke fase worden je verschillende vaardigheden beoordeeld en is de rol van de opleider aanvankelijk meer instructief en onderwijzend, later meer coachend en adviserend.
Voor de therapeutische verdieping kun je kiezen uit de volgende differentiaties:
- Perinatologie en verloskundige regie
- Benigne gynaecologie
- Urogynaecologie
- Gynaecologische oncologie
- Voortplantingsgeneeskunde
- Een combinatie van bovenstaande profielen
In de laatste twee jaren van de opleiding is er ruimte voor een facultatieve rolspecialisatie. Dit houdt in dat je de mogelijkheid hebt om 20% van je tijd in te vullen met een specialisatie naar eigen keuze. Voorbeelden van een rolspecialisatie zijn:
- Patiëntveiligheid
- Kwaliteitszorg
- Organisatie zorg en teams
- Communicatie en marketing
- Wetenschap
- Onderwijs
- Klinisch leiderschap
- Financiële stromen
Verdieping in dergelijke onderwerpen kan de ‘waarde’ van een aios vergroten. De taak van de opleider ligt in dit geval bij het helpen kiezen van een rolspecialisatie die bij je past. De opleider is niet verantwoordelijk voor het aanbieden van de specialisaties, maar helpt je bij het vinden van een geschikt programma. Als je er voor kiest geen rolspecialisatie te volgen zal deze tijd betrokken worden bij de standaard taken.
Zoals eerder gezegd is BOEG het landelijk opleidingsplan. Hoe de opleiding er binnen de verschillende clusters (lokaal/regionaal) en zelfs voor de individuele AIOS er uit ziet varieert. Aios kunnen op basis van eerder verworven competenties al dan niet in combinatie met een versnelde leercurve in aanmerking komen voor korting van de opleidingsduur.
Binnen de OOR N&O maken we clusterbrede afspraken over de invulling van de opleiding, vastgelegd in het Regionaal opleidingsplan. Tijdens de opleiding maak je een Individueel Opleidingsplan. Dat plan kan afwijken van het regionaal opleidingsplan, mits je aan het eind van de opleiding minimaal voldoet aan de eindtermen zoals vastgelegd in het kaderbesluit.
Het curriculum telt 15 thema’s en is competentiegericht. Dit houdt in dat er veel aandacht is voor het ontwikkelen van de algemene competenties zoals verwoord in het CanMeds model.
De inhoud van de opleiding tot gynaecoloog is ingedeeld in 15 verschillende thema’s, die als EPA’s zijn aangeduid (Entrustable Professional Activities). Een EPA omvat een opleidingsonderdeel dat inhoudelijk met elkaar samenhangt. Per EPA zijn er vaardigheden vastgesteld die op een bepaald competentieniveau moeten zijn behaald, bij de ijkpunten na 2, 4 en 6 jaar van de opleiding. Een overzicht van de EPA’s en de bekwaamheidsniveaus zie je op het Dashboard van EPASS. Bij de voortgangsgesprekken met je opleider bespreek je welk competentieniveau behaald is op basis van de beoordelingen en kan er middels een bekwaamheidsaanvraag in het portfolio het competentieniveau worden vastgelegd.
De opleider Obstetrie en Gynaecologie in de OOR Noord- en Oost-Nederland is mevrouw dr. M.H.M. (Maaike) Oonk. Mevrouw dr. A.E.P. (Astrid) Cantineau is plaatsvervangend opleider.