Maandagmiddag 14 februari ontmoetten 20 afgevaardigden van vrijwel alle deelnemende algemene ziekenhuizen binnen de OOR elkaar. In Zwolle, in real life. Eigenlijk stond er maar één ding op de agenda: hoe kunnen we de ambities die de OOR NO vastlegde in de regiovisie in de praktijk brengen?
In zijn inleiding schetste dagvoorzitter Jelle Prins het probleem. De OOR NO stelde in 2020 de regiovisie vast. Het document werd voorbereid door een breed samengestelde projectgroep en besproken in alle gremia die de OOR NO kent. En ten slotte vastgesteld door het Bestuurlijk Overleg. Maar nu? Er is veel goede wil. Toch stranden sommige initiatieven om de plannen in praktijk te brengen. Er is dan vaak sprake van onvoldoende prioriteit.
In het eerste gedeelte van het programma zoomden drie groepen in op die ambities uit de regiovisie. Wat kunnen we concreet doen om die ambitie te realiseren? Hoe gaan we dat doen? En wie gaat dat doen? Het werden drie zeer geanimeerde gesprekken. Desondanks bleek in het plenaire gedeelte dat geen van de groepen een klip en klaar antwoord paraat had.
Regionale programma-manager
In het tweede gedeelte van de middag ging het daarom ook vooral over de spanning tussen slagkracht en draagvlak. De voorbereidingsgroep presenteerde een plan om besluiten die OOR-breed zijn voorbereid en OOR-breed zijn vastgesteld succesvol in praktijk te brengen. Daartoe stelt de groep voor om een regionale programmamanager aan te wijzen en om programma-team te formeren.
De opleidingsclusters moeten meer de lead krijgen en dus beter gepositioneerd worden
Het voorstel heel in het kort: de programmamanager krijgt een aanstelling voor 2 dagen per week. Hij of zij bewaakt en stimuleert de voortgang van OOR-brede projecten. Het programmateam bestaat uit een vertegenwoordiger van ieder ziekenhuis, ieder met een aanstelling voor 1 dag per week. Zij ondersteunen de programma-manager bij de implementatie van OOR-brede besluiten. Daarnaast moeten de opleidingsclusters meer de lead krijgen en dus beter gepositioneerd worden. In het voorstel wordt dat gerealiseerd door het instellen van een regionale opleiders-bijeenkomst (tweemaal per jaar) waarin afgevaardigden van de opleidingsclusters elkaar spreken over regionale ontwikkelingen die betrekking hebben op de opleidingen. En ten slotte: de Regionale COC krijgt meer de rol van toezichthouder en zal minder frequent bijeenkomen.
Minder vrijblijvendheid
Het voorstel was de aftrap voor een mooi rondetafelgesprek over de weerbarstigheid van de problematiek en voor- en nadelen van mogelijke oplossingen. Het probleem waarvoor een oplossing moet komen werd herkend en erkend. Of de voorgestelde aanpak de best mogelijke oplossing is, daarover waren vragen. Een eerste bezwaar is de bekostiging. Hoe gaan we het financieren? Als tweede bezwaar kwam naar voren dat door de “professionalisering” van de coördinatie de programmamanager erg leidend kan worden. De OOR NO dreigt daardoor in de woorden van een van de deelnemers “een UMCG-feestje” te worden. Dat gaat ten koste van draagvlak. En toch: veel aanwezigen onderkenden de noodzaak van minder vrijblijvendheid en meer slagkracht.
Concrete besluiten werden vanzelfsprekend niet genomen op 14 februari. Deelnemers waren het erover eens dat het goed is om de problematiek te benoemen, te delen en te bespreken. Voorzitter Jelle Prins concludeerde dat het idee om te zorgen voor meer slagkracht binnen de OOR op brede steun kan rekenen maar ook dat de manier waarop verder moet worden uitgewerkt. Wordt vervolgd!
Benieuwd naar onze regiovisie? Download hem hier.